Sinds 2018 staan 11 totempalen in het hart van de wijk. Een kunstwerk van Albert Dedden en Paul Keizer, het kunstenaarsduo SpaceCowboys.
De totempalen wijzen niet alleen de weg in het gebied rond het Binnenbos en de scholen bij Hoog Kanje. De palen met vrolijke gekleurde dierenfiguren spreken ook tot ieders verbeelding. De blauwe havik, de oranje duif, de bruine eik en de groene ree.
‘De bosdieren geven het gebied identiteit en de scholen met hun vorm en kleur een eigen gezicht,’ legt Albert uit. ‘We brengen terug wat hier vroeger leefde: planten, insecten en dieren. Sprookjesachtig en heroïsch tegelijk.’
Paul: ‘Samen vormen de totems een stelsel van paden vanuit het hart van de wijk. Overal waar je kijkt, zie je wel één of meer totems tussen de bomen staan.’
Met een estafettegedicht van stadsdichter Henjo Hekman zijn de totempalen onthuld.
De dieren van Kerckebosch
Stadsgedicht 14, Henjo Hekman
Op een mooie middag in het Binnenbos
nam Eekhoorn een kopje eikeltjesthee.
Naast hem zat zijn nieuwe buurman Vos,
die dronk gezellig een glas met hem mee.
Ze hadden ’t over het Kerckebosch:
was dit nu wel, of was dit nu wee?
Want de dieren zaten goed in hun vel,
maar… waren de mensen net zo tevree?
Buurman Uil kwam binnen en schoof aan;
hij luisterde even naar het pratende stel
en zei: ‘De wijk is flink op de schop gegaan,
dat ging veel mensen een beetje te snel… ‘
Voor Kikker, die stil zat te lezen, was dit ’t sein
om z’n keel te schrapen. Hij kwaakte: ‘Heren,
verandering is nooit voor iedereen fijn
– dat heb ik als dikkopje zelf moeten leren!’
De Eekhoorn, de Kikker, de Uil en de Vos
betaalden hun drankjes en liepen naar buiten;
daar zat op een tak in een nieuw Kerckebosch
vriend Kraai heel vals en treurig te fluiten.
‘Wat doe je toch, Kraai?’, vroegen de dieren.
‘Ach, alles moet nieuw, dus ook mijn gekras…’
zei hij bedroefd. ‘Nou… als je ons wilt plezieren:
kras dan maar gauw, zoals jouw kras altijd was!’
En zo gingen vijf vrienden tezamen de wijk in
met een hand in een poot en een poot in een vlerk;
ze zagen de mensen er wonen: armen en rijken
en vonden een bibberend Hertje achter een berk.
Het fluisterde: ‘Mensen? Die doen soms zó raar…
Wíj leven hier samen tussen struiken en dennen,
maar zij wonen binnen en meestal apart van elkaar:
hoe kunnen ze wennen, zonder de ander te kennen?
Zo stonden zes dieren heel diep in gedachten…
en hoorden gekrabbel uit het hol naast de boom:
daar kwam Konijn. Hij zei: ‘Waarop nog wachten?
Bel aan… en maak ze wakker voor onze droom!’
Dus gingen de dieren op pad langs de huizen
en belden met hun verhaal bij iedereen aan:
wie open deed stond met z’n oren te suizen.
Nu wachten de dieren op hoe het verder zal gaan…